De krachtmeting van de centrale bankiers
Philipp Vorndran, Capital Market Strategist bij Flossbach von Storch, over een mogelijk zinloze strijd tegen inflatie.
In Duitsland is er de afgelopen maanden bijna maar één gespreksonderwerp geweest. De prijzen stijgen - in de supermarkt, bij de bakker of op de bouwplaats. Met een stijging van de consumentenprijzen van 6,8 procent volgens schattingen van Eurostat ligt Duitsland boven het gemiddelde van de eurozone van 5,5 procent (en natuurlijk ver van België met 2,8 procent of Zwitserland met 1,7 procent).
Alle ogen zijn gericht op de centrale banken. Zullen ze orde op zaken stellen? De spanning stijgt omdat er binnenkort een krachtmeting kan plaatsvinden. Aan de ene kant moet de inflatie omlaag. Aan de andere kant moeten crises op de financiële markten door een te restrictief monetair beleid worden voorkomen. De cruciale vraag is: welk van deze doelen heeft prioriteit?
Centrale bankiers zijn uiteindelijk altijd pragmatici. En niet alleen als ze, zoals de president van de Europese Centrale Bank, van carrière zijn veranderd en uit de politiek komen. Wat niets anders betekent dan: als er ernstige verstoringen optreden in het financiële systeem die niet beperkt blijven tot individuele regionale banken in de VS of grote banken zoals Credit Suisse, dan zullen de centrale banken hun doel om de inflatie terug te dringen waarschijnlijk opgeven.
Dit zou ook het geval zijn als pragmatische centrale bankiers slechts een gedeeltelijk succes zouden boeken omdat stijgende rentetarieven tot een scherpe recessie leiden, maar de inflatie desondanks aanzienlijk boven de doelstelling van twee procent blijft. Centrale banken zouden dan een ommezwaai in hun monetaire beleid moeten maken, ook al is het eigenlijke doel niet bereikt.
Geen enkel plan helpt tegen zwarte zwanen
Helaas hebben precieze voorspellingen over wat er precies moet gebeuren om de centrale banken een ommekeer te laten maken, geen zin. Gezien de complexiteit van de wereldwijde financiële markten en de veelheid aan mogelijke risico's, hangt het altijd af van de specifieke situatie. Niet alle vonken veroorzaken meteen een bosbrand.
Voor beleggers die de waarde van hun vermogen willen behouden, is de toekomstige ontwikkeling van de inflatie erg belangrijk. Dit geldt vooral voor obligaties - na jaren van nul en negatieve rentes leveren ze weer (visueel) aantrekkelijke rendementen op. Met rendementen van ruim drie procent zijn veilige kortlopende obligaties weer interessant als "parkeerpositie". Dit betekent dat een beleggingscategorie die in voorgaande jaren kosten maakte, een comeback viert.
Toch delen we het algemene enthousiasme voor obligaties niet. Het is meer dan de vraag of veilige obligaties ook op de lange termijn een lucratieve belegging zijn. Daarvoor zou de inflatie snel de doelstelling van twee procent moeten naderen. Gebeurt dit niet, dan zou bijvoorbeeld een 10-jarige Duitse Bund met een rendement van slechts 2,6 procent een echt kapitaalverlies betekenen. En zelfs als de centrale banken de inflatie onder controle krijgen, is het rendement van langlopende obligaties nog steeds te laag om significante koerswinsten mogelijk te maken. In dit geval lijkt de risico-rendementsverhouding nog niet bijzonder aantrekkelijk.
Aandelen blijven onze eerste keuze
De situatie is heel anders bij aandelen. Naast bescherming tegen inflatie kunnen in deze beleggingscategorie op de lange termijn (nog steeds) de hoogste rendementen worden verwacht. Naar onze mening is een totaalrendement van zeven procent (koerswinsten plus dividenden) heel realistisch en betekent dit een verdubbeling van het geïnvesteerde kapitaal elke tien jaar. En dat zou nog klein zijn vergeleken met het verleden. De Amerikaanse S&P 500 aandelenindex behaalde over een periode van 35 jaar een rendement van 10,5 procent per jaar.
Hogere rendementen zijn uiteindelijk ook een premie voor risico's (of liever: voor de tijdelijke schommelingen in aandelenkoersen) waar veel beleggers zich zorgen over maken. Niet voor niets is de belangrijkste parameter voor het risico van een portefeuille de omvang van de aandelencomponent.
Maar risico's kunnen ook worden beperkt binnen een aandelenportefeuille. Door evenwichtige diversificatie bijvoorbeeld, waardoor de effecten van individuele inschattingsfouten worden beperkt. Of door te focussen op de kwaliteit van de bedrijven waarin beleggers investeren. Veilige inkomsten, goede groeivooruitzichten en een hoog niveau van financiële kracht beschermen niet tegen tijdelijke koersschommelingen, maar kunnen de kans op aanhoudende verliezen wel aanzienlijk verkleinen.
Serge Vanbockryck